vrijdag 28 oktober 2016

Een volksverhaal: Kabouters?

Ik ben steeds een fanatieke, en volgens mij ook niet onverdienstelijke, actrice in het amateurtoneel geweest. Om de repetitieruimte van het eerste gezelschap waar ik als jong meisje speelde te bereiken, moest ik over een voormalig militair domein. Om die reden was het gebied lange tijd verboden terrein voor de gewone burger, wat het natuurlijk allemaal heel spannend maakte. Er is algemeen weinig bekend over de periode voor het militair domein was, maar ook toen al sprak het beboste domein tot de verbeelding en de kabouterverhalen waren dan ook niet ver weg. Er is iets met het domein. Je kan het natuurlijk de verbeelding van een sentimenteel mens noemen, maar iedereen die er ooit al gewandeld heeft, weet dat ik gelijk heb. Je hoeft het niet meteen spookachtig te noemen. Het is gewoon zo'n soort bos dat altijd een beetje nat is en waar het hele jaar paddenstoelen groeien. 's Morgens hangen er altijd nevelslierten tussen de bomen en over de paadjes en met een beetje geluk zie je, als je heel stil bent, zelfs een ree. Het is het soort bos dat je bijna terug in sprookjes doet geloven. Of tenminste eraan terugdenken.
Ik had al vaak overdag over het domein gewandeld en al vaak had ik het gevoel gehad dat er iemand naar mij keek. Op zulke momenten vloekte ik wel eens op mezelf en mijn geloof in spoken, maar ik stelde mezelf gerust dat het vast de dieren waren die mij vanuit de struiken in het oog hielden. Tot ik op een keer in het gezelschap van een vriendin een wandeling maakte en zij opmerkte dat er een geritsel in de gracht naast het pad was. Een geritsel dat ons leek te volgen. Vanaf dat moment kon ik mezelf niks meer wijsmaken en meed ik het domein zoveel mogelijk, vooral in het donker. Precies om die reden had ik op een avond aan een vriend van mij gevraagd om mij te komen ophalen na de repetitie, maar toen ik buiten kwam, bleek hij er niet te zijn. Ik liep terug naar de toneelzaal, maar die was intussen vastgemaakt. Normaal bleven er altijd nog wel wat babbelaars staan, maar die waren nu snel in hun auto gesprongen, gevlucht voor de wind en regen die stilaan begonnen op te steken. We spreken nu van de tijd dat de gsm nog  niet was uitgevonden, of tenminste toch  nog niet bij iedereen ingeburgerd, en er zat dus voor mij niks anders op dan zelf naar mijn goede vriend thuis te wandelen. Ik kon kiezen voor de lange weg waarbij ik enkel maar over het paradeplein naar de uitgang moest of voor de korte weg, helemaal binnendoor over het domein. Hoewel de gedachte aan een wandeling over het domein mij doodsbang maakte, haalden mijn tegenzin om nat te regenen en mijn luiheid toch de bovenhand. Ik sprak mezelf moed in, trok mijn sjaal wat beter om mijn nek, stak mijn neus zo ver mogelijk in mijn jaskraag en met de blik naar de grond gericht stapte ik de duisternis in. Ik wandelde en wandelde en wandelde. De wind waaide intussen fel en de regen sloeg hard in mijn gezicht. “Verdomme,” foeterde ik, “ben ik nu ergens verkeerd gelopen? Ik had er toch al lang moeten zijn. Mijn vriend woont vlakbij, het is maximum vijf minuten lopen. Ik keek op mijn horloge. Meer dan twintig minuten was ik al onderweg. Ik bleef staan en probeerde mij te oriënteren. Ik meende de richting te hebben teruggevonden en begon te lopen, niet meer over de paadjes, maar dwars door de bossen en struiken. Tot ik plotseling over iets struikelde en plat op mijn gezicht in het bos lag. Ik keek achter mij naar hetgene waar ik over gestruikeld was. Het leek een soort zandbergje, maar er lagen allerlei kleine dingen in. Het leken wel steentjes, maar ze waren te regelmatig en te gelijkend van vorm. Ik pakte de steentjes vast en bekeek ze, maar in het donker kon ik er niet te veel van maken. Ik stopte ze in mijn zak en liep door. Na enige tijd zwerven bereikte ik de rand van het domein, gelukkig aan de juiste kant en even later zat ik bij mijn goede vriend thuis. Bij een lekkere tas warme chocolademelk vertelde ik mijn angstig avontuur en er werd vrolijk gelachen over zijn vergeetachigheid, mijn gave tot verloren lopen en de kabouters van het domein die hier vast en zeker de  hand in hadden. Toen mijn chocolademelk op was en ik weer wat opgewarmd, maakte ik mij klaar om te vertrekken. “Hoe zit het nu met die steentjes?” lachte mijn vriend “Zouden ze na een tas warme chocomelk nog steeds zo mysterieus lijken?” “Vast niet!” lachte ik en haalde de steentjes uit mijn zak. Maar het lachen verging ons snel toen we zagen wat ik uit mijn zak haalde...mijn hand lag niet vol steentjes, maar met hele kleine kopjes, bordjes en ander servies.


Opgelet! Niks uit dit verhaal -noch het hele verhaal, noch delen ervan- mogen gebruikt worden voor  welk doeleinde dan ook of eender welke vorm van verspreiding zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur, zijnde De Elf en de Eik.

vrijdag 21 oktober 2016

Een volksverhaal: Er ritselt iets op de hei

Suske Peeters was de knecht van boer Van Genechten. Hij was in de hele omtrek bekend om zijn kracht. Toen het paard van boer Vansant in de gracht was gesukkeld, werd er met vier man geprobeerd om het er weer uit te halen, maar het lukte niet. Tot Suske voorbij kwam en in zijn eentje en zonder al te veel moeite het paard eruit trok. Maar niet alleen om zijn kracht stond hij bekend, ook zijn moed was legendarisch. Bij nacht en ontij als niemand buiten kwam, ging Sus rustig wandelen. Zelfs de hei, waarvan iedereen wist dat het er spookt was voor hem geen probleem. Iedereen wist dat je moest zorgen dat je voor het donker veilig binnen zat en alles wat na die tijd nog buiten was, moest daar maar blijven tot de volgende morgen. Tenzij Sus in de buurt was, hij ging het wel even halen. Velen bewonderden zijn moed, anderen vonden hem een dwaas en aan iedereen die hem vroeg of hij dan niet bang was voor de nachtelijke spoken gaf hij hetzelfde antwoord: “mijn grootmoeder zei altijd, het zijn niet de doden die je moet vrezen, maar de levenden. Zij kunnen je immers veel meer schade berokkenen.” En hoewel niemand hem daarin echt kon tegenspreken, was er toch niemand die hem na zonsondergang naar buiten volgde. Tenzij misschien een stroper of een andere arbeider van de nacht met minder zuivere bedoelingen.
Door zijn kracht en moed bleef er een kant van Sus verborgen. Deze kant, zijn zachte kant, liet hij enkel zien aan Marieke. Iedereen zei dat hij beter bij haar kon wegblijven, maar Marieke was de vrouw van zijn leven. Als Suske hard aan het werk was op de akker voor een armzalig loontje, was het de gedachte aan zijn liefje die hem hielp om door te gaan. Sus droomde ervan om zijn weinige centjes te sparen en met Marieke te vertrekken en een hutje en een gezinnetje op te bouwen. Daarom werkte hij hard en was geen taak hem te zwaar, zelfs niet als hij daarvoor 's nachts de behekste hei op moest. Maar met Marieke samen zijn was niet gemakkelijk. Zij woonde met haar vader in een hutje aan de rand van het dorp. Het hutje had jaren leeggestaan nadat de vorige eigenaar, een duidelijk bezeten man, gestorven was. Niemand wilde daar bij zijn geest wonen, alleen de arme vader met zijn dochter die uit de vreemde kwamen hadden geen andere keuze, zij konden niets beter betalen. Een moeder was er bij het gezin nooit gezien en men zei dat zij een heks was die er vandoor was gegaan met de duivel zelf. De man zou gek geworden zijn en op de loop gegaan. Tijdens zijn vlucht zou hij gebeten zijn door een wolf en sinds die dag was hij een weerwolf. De dochter van een heks, opgevoed door een weerwolf, daar kan toch niks goed van komen? Daarom vonden de mensen in het dorp dat Sus beter niet met Marieke kon omgaan. En ook Mariekes vader had liever dat zijn dochter zich niet bezig hield met een van die kletskousen uit het dorp.
Maar de liefde vindt altijd een weg en de jeugd is dwars. Dat is altijd zo geweest en dat zal ook nooit meer anders zijn en dus zagen Suske en Marieke elkaar vaak in het geheim. Op zo'n avond zaten ze samen op de kar van boer Van Genechten. Suske bestuurde de kar en Marieke zat naast hem en zo reden ze over de hei. In de stilte van de nacht hoorden ze een geritsel. Marieke keek geschrokken in het rond, maar Suske suste haar: “Dat is de staart van het paard maar. Hij slaat naar de vliegen”. Marieke was weer gerustgesteld, maar Sus wist wel beter. Op dit uur waren er geen vliegen meer. Er was inderdaad geritsel en het klonk als iets groot. Maar wat kon het zijn? Hij ging regelmatig om met stropers en zij vingen veel klein wild, konijnen en fazanten en zo. Dat wees er op dat er geen grote roofdieren in de buurt waren. Wat ritselde er dan zo op de hei? Een verloren gelopen hond misschien? Ja, dat moest het wel zijn. Hij vuurde het paard aan om sneller te gaan, maar het geritsel bleef hen volgen. En het bleef niet bij geritsel, soms leek het alsof er een zacht gegrom te horen was. Sus vuurde de paarden nog meer aan, maar het geluid bleef hen volgen. Plots merkte Sus dat er iets naast de kar liep. Er liep iets met hen mee! En toen vanuit het donker, sprong het beest op de kar. Het was een verschrikkelijk groot, zwart harig beest met vuurrode ogen. Sus greep het mes dat steeds onder zijn zitting bewaarde en draaide zich om naar het beest. Marieke probeerde ondertussen het paard zo goed mogelijk in bedwang te houden. Plots klonk er een luide schreeuw achteraan op de kar. Het beest viel er terug af. Suske zette zich weer op zijn plaats. Hij had iets in zijn hand. Een grote zwarte harige poot. Dat moest van een enorme wolf zijn! Suske haalde een doek uit de kar en rolde de poot erin. Die moest hij morgen zeker aan de veldwachter laten zien want tegen zo'n groot beest moesten maatregelen getroffen worden! Dit was een gevaar voor iedereen in het dorp en niet in het minst voor zijn geliefde Marieke die helemaal buiten het dorp woonde. Hij bracht Marieke thuis en reed snel terug naar de hoeve van boer Van Genechten.
De volgende ochtend stond hij vroeg op om met de poot naar de veldwachter te gaan. Hij haalde de poot uit de kar en wilde hem nog een keer bekijken. Hij rolde hem uit de doek en groot was zijn verrassing toen hij de inhoud van de doek zag.....een mensenhand! Gisterenavond nog een poot, nu een hand, dat kon maar een ding betekenen. Dat vreselijke beest dat hen had aangevallen was een weerwolf! Dat was een ramp! Levensbedreigend voor iedereen in het dorp! Voor hij naar de veldwachter ging, moest hij eerst uitzoeken wie er in het dorp een hand miste. Dan zou hij weten wie de weerwolf was. Maar eerst ging hij zijn Marieke halen. Ze moest met hem meekomen. Hij kon haar toch niet achterlaten in dat eenzame hutje terwijl er zo'n groot gevaar loerde op de hei! Hij sprong op de kar en reed in volle vaart naar haar huisje.
Daar aangekomen zag hij haar al buiten staan. Hij stopte, sprong van zijn kar en zei: “Marieke, je moet met mij meekomen! Er loopt een weerwolf over de hei. Het beest waarmee we vannacht gevochten hebben was er een! De poot die ik van hem heb afgehakt was vanmorgen veranderd in een menselijke hand!” Maar tot zijn verbazing weigerde zijn Marieke met hem mee te gaan. Ze vertelde hem dat ze haar vader niet alleen kon laten want dat hij erg veel pijn had. Hij was gisteren gaan stropen en was daarbij met zijn hand in een van zijn eigen vallen terecht gekomen. Hij was 's morgens thuis gekomen met een hand minder. Sus werd wit schrik en staarde Marieke aan. En op dat ogenblik zag hij het. Ze wisten beiden wat haar verhaal betekende. En hij wist ook wat het betekende dat ze niet met hem meeging. De dochter van een heks, opgevoed door een weerwolf, wat kan daarvan komen?
Suske is op zijn kar gesprongen en weggereden en niemand heeft ooit nog iets van hem vernomen. Maar telkens als de volle maan aan de hemel staat en de mensen gehuil als van een wolf horen op de hei, denken ze nog aan Suske.


Opgelet! Niks uit dit verhaal -noch het hele verhaal, noch delen ervan- mogen gebruikt worden voor  welk doeleinde dan ook of eender welke vorm van verspreiding zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur, zijnde De Elf en de Eik

vrijdag 14 oktober 2016

Een volksverhaal: Een lichtje op de kar

Iedereen weet dat je moet oppassen met dwaallichtjes, want hoewel het de ronddwalende zieltjes van ongedoopte kinderen zijn, zijn deze lichtjes allesbehalve onschuldig! Zo was Jos van Mit van café De Wilde Os eens drie dagen vermist nadat hij naar een dwaallichtje geloerd had vanuit de struiken. Ah ja, wie naar zo'n lichtje loert, verdwaalt onherroepelijk. Dat is de toverij van de dwaallichtjes. Mijn vader heeft hem zelf zien aankomen in het café toen hij eindelijk zijn weg had teruggevonden. Mit sloeg hem eerst bijna de kop in omdat ze dacht dat hij zijn geld in een ander café gaan verbrassen was, maar toen ze hem eens goed bekeek, piepte het wrede vrouwmens wel anders! Jos zag er helemaal onderkomen uit van honger en dorst na al dat zwerven. Zijn kleren gescheurd en zo wit gelijk een vers gebleekt en gesteven laken was hij! Gelukkig had hij zich net op tijd het gebed van Sint-Jan, een krachtig gebed dat helpt tegen elke vloek en toverij, herinnerd of hij was misschien nooit meer thuis geraakt.
En och, er waren boze tongen die beweerden dat Jos bij de wilde wijven in plaats van bij zijn Wilde Os had gezeten en misschien was ik wel een van hen. Daarom dat ik, toen ik op een avond een dwaallichtje in onze tuin zag, de moed had om er op te fluiten. Het lichtje kwam razend snel mijn richting uit en ik repte mij als een haas om binnen te zijn en ik knalde de deur achter mij dicht. Buiten hoorde ik een luide knal, alsof Sus Fazant, de beruchtste jager van het dorp, vooral omdat hij zo scheel als een otter zag, weer ergens naast een klad duiven geschoten had. Ik kroop bibberend van de schrik in mijn bed en toen ik de volgende morgen buiten kwam, stond er een zwarte hand in mijn deur gebrand. Sindsdien weet ik dat Jos echt een gruwelijke zwerftocht heeft gemaakt!

Maar goed, om deze dwaze dwalende lichtjes niet te ontmoeten, begaven de meesten zich in het donker liever niet met hun kar op weg. Maar soms moest het wel, bijvoorbeeld als men te lang bleef plakken op café.
 Dat overkwam Jefke van Peer Verdonck. Jefke was een vrolijke vrijgezel, echt zo'n gezonde, stevige boerengast die er af en toe wel eens eentje lustte. Vooral als hij die kon gaan drinken bij Maria. Zij had een gezellig café en ook Anneke, de dochter van Maria mocht er wel zijn.
Op een avond zat Jefke bij Anneke aan de toog. Hij zou alles gedaan hebben om indruk op haar te maken, dus toen ze vroeg of hij wel in donker naar huis durfde, schepte Jefke vol overtuiging op: “Ik? Bang? Heb je mij al wel eens goed bekeken Anneke? Zo'n stoere manskerel als ik? Ik ben niet bang van de spoken, de spoken zijn bang van mij! De schrik van spoken en geesten, dat ben ik! Een tijdje geleden kwam ik in het bos de duivel tegen die mij wilde bang maken, maar ik keek hem aan, zo, met mijn strakke blik, en awel eh, hij ligt nu nog te bibberen van schrik onder een struik! Nee Anneke, geef mij maar een fles mee, als ik dan een spook tegenkom, kan ik het vangen voor jou en dan kom ik het morgen brengen!” Al lachend liep Jefke naar zijn kar. Maar als hij heel eerlijk was, was het toch maar met een ei zijn broek. Natuurlijk was hij bang! Maar dat kon hij toch niet zeggen tegen Anneke!
De weg van het café naar huis was niet de meest vrolijke. Tegenwoordig zijn er allemaal grote banen met veel verlichting, maar dat was er toen nog niet. In het dorp zelf brandden er wel lampjes, maar op de wegen tussen de dorpen was het stikdonker. Bovendien moest Jefke op zijn weg ook door het broek, een soort moerasgebied met natte grond waar hier en daar een grote diepe plas in lag. Daar moest je goed opletten dat je met je kar niet van de weg geraakte, want dan was je verloren. En bovendien werd er dan ook nog eens verteld dat daar dwaallichtjes rondwaren. Het was een gure avond en de regen en wind sloegen Jefke in het gezicht. “Verdomme,” vloekte Jefke “dan moet een mens al bibberend van de schrik door zo'n gebied naar huis en dan hangt er nog zo'n spookweer in de lucht. Het moet weer lukken” Terwijl Jefke zo verder reed, kwam er plots een lichtje aangevlogen. Het kwam naderbij en zette zich voor Jefke op de haam van het paard. Jefke bleef er als verdoofd naar zitten staren. Zo reden ze verder, Jefke en het lichtje, tot ze bijna aan het dorp waren. Daar vloog het lichtje plots weer weg. Jefke reed verder naar huis en kroop daar in bed, maar een rustige nacht werd het niet. Jefke had de ene nachtmerrie na de andere en draaide en woelde in zijn bed. En dat was niet een nacht zo, elke volgende nacht had Jefke dezelfde nachtmerries en keerde, draaide en woelde hij in zijn bed, soms zelfs tot hij eruit rolde. Met iemand over zijn probleem praten durfde hij niet, wat zouden ze wel niet denken? Hij, Jefke van Peer Verdonck, die bang was van een lichtje! Dat mocht  niet geweten zijn! En Anneke? Hoe graag hij haar ook zag en hoe graag hij haar ook wilde zien, hij durfde zich niet meer door het broek wagen om naar het café van Maria te rijden.
Na een tweetal weken draaien en woelen was Jefke zo vermoeid dat hij zijn werk niet meer gedaan kreeg. Zo kon het nu toch echt niet verder. Hij ging naar de pastoor en deed zijn probleem uit de doeken. De pastoor wijdde zijn zweep. Als het dwaallichtje terugkwam, moest hij er enkel maar met zijn zweep naar slaan en dan zou het verdwijnen.
Die avond reed Jefke opnieuw naar het café van Maria. Natuurlijk wilde Anneke weten waar Jefke gezeten had en hij begon te vertellen: “Toen ik vorige keer naar huis reed, kwam ik de witte madam tegen. Zij hield mij gevangen, maar gisteren wist ik aan haar te ontsnappen. Hoe? Dat kan ik je niet vertellen, Anneke, dat is veel te gruwelijk. Maar je mag wel weten dat ik het allemaal te danken heb  aan mijn sluwe aard en mijn onverschrokkenheid”. Jefke bleef nog een paar uur hangen aan de toog. “Allez, ik zal eens gaan zien of er nog een spook is dat het tegen mij durft opnemen” en weg was Jefke, dit keer zo mogelijk nog banger dan de laatste keer dat hij uit het café vertrok. Opnieuw reed Jefke zijn weg door het broek. Bijna onmerkbaar stak er een wind op en tegen de tijd dat hij de grote vijver van het broek naderde, was het stevig aan het waaien en regenen. “Verdomd spokenweer,” vloekte Jefke “precies of ik ben nog niet bang genoeg”. Met zijn schouders hoog opgetrokken vervolgde Jefke zijn weg. En toen zag hij het plots weer, vanuit zijn ooghoek zag hij het lichtje weer naderen. Het vloog wat rond zijn hoofd en zette zich opnieuw op de haam van het paard. Jefke pakte zijn gewijde zweep, hief ze hoog omhoog en haalde hard uit naar het lichtje. Met een enorme knal was het plots verdwenen.
Sinds die dag kon Jefke veilig door het broek rijden, nooit nog werd hij door een lichtje lastig gevallen. En Anneke? Die rijdt nu mee op de kar van Jefke. Als meisje dat vlak bij het broek woont, kent zij de gevaren die zich daar schuilhouden en niemand kan beter dan zij zo'n onverschrokken spokenjager als Jefke naar waarde schatten. En zoals dat dan gaat in verhalen, leefden zij nog lang en gelukkig, gewapend met een gewijde zweep.



Opgelet! Niks uit dit verhaal -noch het hele verhaal, noch delen ervan- mogen gebruikt worden voor  welk doeleinde dan ook of eender welke vorm van verspreiding zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur, zijnde De Elf en de Eik.

zaterdag 1 oktober 2016

Als energie rondvliegt zoals blaadjes

Sinds enkele dagen valt het niet meer te ontkennen: de herfst is er! De blaadjes waren al eventjes bezig met verkleuren, er hing al wat nevel en je voelde al wat nattigheid in de lucht. Ook hier in huis werd het duidelijk dat het najaar eraan kwam: de haren van de hond beginnen tekenen te vertonen van een dwarse winterpels en ik voel stilaan hoe de pompoenkoorts opkomt. Maar het was pas gisteren, toen we nog buiten waren op een stilaan onchristelijk uur, dat ik wist dat het nu helemaal zo ver was. Het lag niet aan de regen of de ietwat gure wind. Nee, het was de eerste keer dat de blaadjes wild rond de auto dansten dit jaar. En dan weet je dat het zover is...

Sowieso is de herfst mijn favoriete seizoen, maar dit keer brengt ze extra veel moois. Soms gebeuren er in het leven dingen die zo donker zijn dat het voelt alsof je in een soort van winterslaap komt. In die periode zijn er dingen die je zo bezig houden dat je geen oog meer hebt voor al het andere in de wereld, net zoals de beer die diep in een grot ligt te snurken. En soms kan dat zo lang duren dat het wel lijkt alsof het een heel jaar lang winter blijft
Dat is ook voor De Elf en de Eik zo geweest. Maar nu de herfst aanbreekt, is de winter voor ons voorbij en danst en vliegt de energie net zo fel in het rond als de herfstblaadjes!

maandag 23 februari 2015

Het voorjaar laat zich horen

Terwijl ik hier in de zetel zit, word ik verrast door het rammelen van ons rolluik en het bijhorende angstig kort bij me kruipen van onze hond. Gisteren merkte ik al een hagelbuitje op, volgend door een opklaring. Ik denk dat het voorjaar aan het arriveren is, met zijn maartse buien. Dit weertype was het onderwerp van verwondering van een bevriende Indiër en zijn vrouw tijdens mijn studies. Ze noemden het “het Europese weer vanuit de films” en vonden het vooral raar dat het even keihard regende en dat daarna de zon scheen en daarna weer opnieuw regen.
Ik las dat de paddentrek al goed begonnen is, wat in mijn ogen een bewijs is dat het voorjaar begint. De sensoren van onze glibberige vriendjes zijn echt wel goed. De bloei van de Toverhazelaars en andere winterbloeiers is nog steeds te bewonderen, en als ik me niet een dagje verdiept heb in het bezoeken van de winterbloeiers, dan is het moeilijk om aan het voorjaar te starten. Als de eerste bloemen bloeien dan komt het echte besef dat de winter bijna gedaan is. De sapstroom gaat weer op gang komen. Binnenkort kunnen we weer berkensap tappen, ik kijk ernaar uit!

In ieder geval moeten we al zeker denken aan allerlei werkzaamheden om binnenkort volop van de tuin te kunnen genieten. Zaaien in bakjes, snoeien etc., daar moeten we zo snel mogelijk mee starten. Maar we hebben nog een probleem hier: bij een buurman die ondertussen is gestorven zijn een aantal erg mooie kippen geboren die mijn tuin koloniseren. En daardoor zijn ze mijn zorg geworden, en moet ik een oplossing zoeken om hen in een hok op te sluiten. Leuk detail is dat ze erg goed kunnen vliegen... De kippenren overkappen moet dus gebeuren alvorens we kunnen tuinieren dit jaar.

Het vroege voorjaar heeft dus zijn uitdagingen!

donderdag 20 november 2014

Absintalsem: veelzijdig, krachtig en klaar voor eerherstel

Absintalsem (Artemisia absinthium) is een erg mooie plant, daarom alleen al verdient hij een plaatsje in de (kruiden)tuin. Wel moet je hem een beetje in toom houden, anders wordt hij wat groot. Ook zijn zaailingen doen het goed en spoedig vind je ze overal. Het geslacht Artemisia uit de familie Asteraceae bevat zeer vele soorten, waaronder ook Bijvoet (Artemisia vulgaris) en Dragon (Artemisia dracunculus).

Ik vind hem erg overtuigend wanneer hij bloeit, de geur is erg sterk, bijna bewelmend en op dit moment wordt hij meestal ook geoogst. De concentratie aan inhoudsstoffen wordt hoger tijdens de bloei, en dan is hij dus op zijn bitterst.

Medicinaal is het een plant met een erg lange traditie en vooral door zijn gebruik in absinth is hij in opspraak gekomen. Het gebruik in alcoholische dranken dat toegelaten is volgens de Europese Unie is afhankelijk van het thujon gehalte. Recente onderzoeken tonen aan dat de invloed van het thujon gehalte in de vroegere absinth overschat is, en dat het “absinthisme” vooral te wijten was aan de alcohol. Eigenlijk zou de plant dus best in ere mogen hersteld worden na deze historische blunders.

In de volksgeneeskunde werd de plant al bij de Egyptenaren gebruikt als ontsmettend, stimulerend middel, als tonicum en als remedie bij koorts en pijnlijke maandstonden. Hippocrates beveelde het aan bij geelzucht; Plinius en Dioscorides beschrijven het extract als werkzaam tegen gastro-intestinale wormen. In de middeleeuwen werd het gebruikt tegen lintwormen en verder zijn er nog beschrijvingen te vinden die het hebben over werkzaamheid tegen zeeziekte, anti-katermiddel en zeker ook de stimulering van de spijsvertering, waarvoor het tegenwoordig nog steeds bekend staat. Ook Dodoens beschrijft deze vele toepassingen zoals de anti-katerwerking, de werking op de spijsvertering, lever en gal, maar ook de werking van een aftreksel met alsem om boeken en geschriften te beschermen tegen muizen.

                                                             afbeelding: uit Dodoens Cruijdeboeck 1554


De eetlustopwekkende effecten werden vroeger veel toegepast door het gebruik van absintwijn. In een recept van 1907 bereidde men het als volgt:
  • 40 gram kruid en bloemen
  • 40 gram goede brandewijn
  • deze twee in een liter goede witte wijn laten trekken gedurende 4 dagen
  • na filtering bekomt men de absintwijn

Echte absinth is iets heel anders, kort samengevat omdat men hier met een (alcohol-water) maceratie van kruiden werkt die men dan achteraf distilleert, zodat de alcohol en de aroma's overdistilleren en de waterfractie met bitterstoffen achterblijft. Nadien volgt de afwerking door een tweede maceratie met bepaalde kruiden en aanpassing van het alcoholgehalte.

De geur en aroma's van de alsem zijn ook geweldig als je het verbrandt en dus als wierook gebruikt, bijvoorbeeld een takje in je vuurkorf waar de hele tuin van geurt. Het is ook in de moderne hekserij een veelgebruikt kruid in een kruidwis, een bundel kruiden met een magisch doel. Het wordt in de magie als wierook gebruikt voor het versterken van paranormale krachten, in liefdesdrankjes en om geesten op te roepen.

Een andere toepassing waarvoor het kruid werd gebruikt vroeger was in geneeskrachtige bieren in de middeleeuwen, al dan niet toegevoegd tijdens of na het brouwproces. John Bickerdycke schreef hier in 1890 over voor het behandelen van koorts:
Wormwood ale for fevers:
Fever patients are recommended to drink during a period of thirty days days an infusion of clear ale and wormwood, githgrife, betony, bishop-wort, marrubium, fen mint, rosemary and other herbs.

Wormwood is absintalsem, githgrife zou mogelijk de giftige Bolderik (Agrostemma githago) kunnen zijn, betony en bishop-wort zijn namen voor Betonie of koortskruid (Stachys officinalis) en eventueel andere kruiden, marrubium is de Malrove (Marrubium vulgare), fen mint is hoogstwaarschijnlijk watermunt (Mentha aquatica), rosemary is rozemarijn. Hierbij kan je zien dat het niet altijd simpel is om op basis van een algemene naam van vroeger de juiste soort te bepalen. Zeker als men recepten gaat namaken van vroeger moet men goed opzoekingswerk verrichten.


Absintalsem is dus een erg traditionele en veelzijdige plant, waar men geen schrik van moet hebben. We mogen hem gerust koesteren!


Geraadpleegde bronnen:
Lachenmeier et al. J. Agric. Food Chem. 2008, 56, 3073–3081
EMEA/HMPC/234444/2008. Assessment Report On Artemisia absinthium L., Herba
Geo Davis. De geneesheer der volken. 1907.
Dodoens Cruijdeboeck 1554
http://wormwoodsociety.org
Scott Cunningham. Groene Magie, De verborgen krachten van het plantenrijk. Altamira-Becht. Derde druk 2010.
Stephen Harrod Buhner. Sacred and herbal healing beers, the Secrets of Ancient Fermentation. Siris Books, 1998.
http://oldenglish-plantnames.org



donderdag 16 oktober 2014

De herfst: zorgen voor ons energiepeil

De herfst is een seizoen waar men wel eens weemoedig van wordt. Enerzijds zijn er de prachtige kleuren en paddenstoelen waar men zich aan optrekt en vreugde in vindt, anderzijds is er het verschrikkelijk korter worden van de dagen en het besef dat men weer een winter gaat moeten doorstaan vooraleer verse jonge kruiden kunnen gevonden worden. Ook de afwezigheid van de bomen, die daar wat staan te slapen, en vrolijke trekvogels zoals zwaluwen helpt hier niet bij. De energie glijdt uit ons lichaam weg wanneer we het ons aantrekken, zeker als je kort bij de natuur leeft en vrolijk wordt van het contact met de natuur: de energie van bomen en planten, de vreugde van tuinieren, de constante aanwezigheid van frisse buitenlucht.
Even onszelf wapenen tegen een najaarsdepressie of een platte batterij kan zeker geen kwaad. Zelf gebruik ik in deze tijd altijd koninginnenbrij. Ik ben een HSP en kreeg enkele jaren geleden de diagnose CVS, waardoor ik erg op mijn energiepeil moet letten. Koninginnenbrij geeft mij een ongelooflijke energieboost, het is een echt topproduct uit de natuur, zeker als je het rechtstreeks bij een imker koopt. Ik krijg er altijd de energie van die ik nodig heb om vooruit te komen en noodzakelijke taken te verrichten op dagen dat het lastig is, of wanneer ik door een gebrek aan energie geen zin heb om iets te doen. Door de koninginnenbrij blijf ik actief, en een actief lichaam is volgens mij ook opgewekter en gezonder.
Je kan ook wat opgewekter geraken van lekkere kruidenthee, of door tinctuur of andere gebruiksvormen van kruiden. Uiteraard alles gebruiken met gezond verstand, na overleg met een deskundig iemand en eventueel onder toezicht van een arts, zeker als je het gaat gebruiken in een ernstige situatie. Maar dagdagelijks ter ondersteuning van ons gemoed zijn er toch wel een aantal kruiden die men vanuit wetenschappelijk oogpunt of door volksgebruik goed kan gebruiken.
Sint-Janskruid is zo'n kruid dat wonderen verricht, en is ondertussen ook al in vele vormen beschikbaar. Het is een kruid dat idealiter op het feest van Sint-Jan op 24 juni wordt geoogst. De zon staat dan op het hoogste punt, en daardoor krijg je een beetje de zomer in je tas, wanneer je er thee van zet. Je wordt er echt zonniger van, zo beweren ook wetenschappelijke studies, maar dat wisten de mensen vroeger al lang.
Ikzelf zet in de donkere maanden wel eens graag een theetje van gedroogde kruiden waar ik vrolijk van word en waarmee ik de zomer associeer, zoals rozemarijn, basilicum, salie of tijm. Dat doet me denken aan de lange avonden met barbecue en een glaasje wijn of een goed biertje. Wat groene thee is altijd opwekkend, en ook engelwortel of kamille kunnen zo zalig zijn. Kamille is ook weer een echt zonnekruid, wat de zomer in je leven brengt.
Uiteindelijk kunnen we door kruiden te drogen en te verwerken de zomer vangen en in een potje steken. We kunnen er dan het hele donkere seizoen van genieten en er ons leven aangenamer mee maken. De vorm waarin we die kruiden gebruiken verschilt nogal. De een drinkt liever een kruidenlikeur, de ander liever kruidenthee. Zelf hebben we in het voorjaar ook een lekker kruidenbier gebrouwen, waardoor we nu nog het prille voorjaar in ons glas proeven.

Hou je energiepeil in de gaten in dit seizoen en verzorg jezelf! Geniet van de oogst van het voorbije lichtseizoen en denk er eens rustig over na in de steeds donker wordende herfst.