Suske Peeters was de knecht van boer Van Genechten. Hij was in de hele omtrek bekend om zijn kracht. Toen het paard van boer Vansant in de gracht was gesukkeld, werd er met vier man geprobeerd om het er weer uit te halen, maar het lukte niet. Tot Suske voorbij kwam en in zijn eentje en zonder al te veel moeite het paard eruit trok. Maar niet alleen om zijn kracht stond hij bekend, ook zijn moed was legendarisch. Bij nacht en ontij als niemand buiten kwam, ging Sus rustig wandelen. Zelfs de hei, waarvan iedereen wist dat het er spookt was voor hem geen probleem. Iedereen wist dat je moest zorgen dat je voor het donker veilig binnen zat en alles wat na die tijd nog buiten was, moest daar maar blijven tot de volgende morgen. Tenzij Sus in de buurt was, hij ging het wel even halen. Velen bewonderden zijn moed, anderen vonden hem een dwaas en aan iedereen die hem vroeg of hij dan niet bang was voor de nachtelijke spoken gaf hij hetzelfde antwoord: “mijn grootmoeder zei altijd, het zijn niet de doden die je moet vrezen, maar de levenden. Zij kunnen je immers veel meer schade berokkenen.” En hoewel niemand hem daarin echt kon tegenspreken, was er toch niemand die hem na zonsondergang naar buiten volgde. Tenzij misschien een stroper of een andere arbeider van de nacht met minder zuivere bedoelingen.
Door zijn kracht en moed bleef er een kant van Sus verborgen. Deze kant, zijn zachte kant, liet hij enkel zien aan Marieke. Iedereen zei dat hij beter bij haar kon wegblijven, maar Marieke was de vrouw van zijn leven. Als Suske hard aan het werk was op de akker voor een armzalig loontje, was het de gedachte aan zijn liefje die hem hielp om door te gaan. Sus droomde ervan om zijn weinige centjes te sparen en met Marieke te vertrekken en een hutje en een gezinnetje op te bouwen. Daarom werkte hij hard en was geen taak hem te zwaar, zelfs niet als hij daarvoor 's nachts de behekste hei op moest. Maar met Marieke samen zijn was niet gemakkelijk. Zij woonde met haar vader in een hutje aan de rand van het dorp. Het hutje had jaren leeggestaan nadat de vorige eigenaar, een duidelijk bezeten man, gestorven was. Niemand wilde daar bij zijn geest wonen, alleen de arme vader met zijn dochter die uit de vreemde kwamen hadden geen andere keuze, zij konden niets beter betalen. Een moeder was er bij het gezin nooit gezien en men zei dat zij een heks was die er vandoor was gegaan met de duivel zelf. De man zou gek geworden zijn en op de loop gegaan. Tijdens zijn vlucht zou hij gebeten zijn door een wolf en sinds die dag was hij een weerwolf. De dochter van een heks, opgevoed door een weerwolf, daar kan toch niks goed van komen? Daarom vonden de mensen in het dorp dat Sus beter niet met Marieke kon omgaan. En ook Mariekes vader had liever dat zijn dochter zich niet bezig hield met een van die kletskousen uit het dorp.
Maar de liefde vindt altijd een weg en de jeugd is dwars. Dat is altijd zo geweest en dat zal ook nooit meer anders zijn en dus zagen Suske en Marieke elkaar vaak in het geheim. Op zo'n avond zaten ze samen op de kar van boer Van Genechten. Suske bestuurde de kar en Marieke zat naast hem en zo reden ze over de hei. In de stilte van de nacht hoorden ze een geritsel. Marieke keek geschrokken in het rond, maar Suske suste haar: “Dat is de staart van het paard maar. Hij slaat naar de vliegen”. Marieke was weer gerustgesteld, maar Sus wist wel beter. Op dit uur waren er geen vliegen meer. Er was inderdaad geritsel en het klonk als iets groot. Maar wat kon het zijn? Hij ging regelmatig om met stropers en zij vingen veel klein wild, konijnen en fazanten en zo. Dat wees er op dat er geen grote roofdieren in de buurt waren. Wat ritselde er dan zo op de hei? Een verloren gelopen hond misschien? Ja, dat moest het wel zijn. Hij vuurde het paard aan om sneller te gaan, maar het geritsel bleef hen volgen. En het bleef niet bij geritsel, soms leek het alsof er een zacht gegrom te horen was. Sus vuurde de paarden nog meer aan, maar het geluid bleef hen volgen. Plots merkte Sus dat er iets naast de kar liep. Er liep iets met hen mee! En toen vanuit het donker, sprong het beest op de kar. Het was een verschrikkelijk groot, zwart harig beest met vuurrode ogen. Sus greep het mes dat steeds onder zijn zitting bewaarde en draaide zich om naar het beest. Marieke probeerde ondertussen het paard zo goed mogelijk in bedwang te houden. Plots klonk er een luide schreeuw achteraan op de kar. Het beest viel er terug af. Suske zette zich weer op zijn plaats. Hij had iets in zijn hand. Een grote zwarte harige poot. Dat moest van een enorme wolf zijn! Suske haalde een doek uit de kar en rolde de poot erin. Die moest hij morgen zeker aan de veldwachter laten zien want tegen zo'n groot beest moesten maatregelen getroffen worden! Dit was een gevaar voor iedereen in het dorp en niet in het minst voor zijn geliefde Marieke die helemaal buiten het dorp woonde. Hij bracht Marieke thuis en reed snel terug naar de hoeve van boer Van Genechten.
De volgende ochtend stond hij vroeg op om met de poot naar de veldwachter te gaan. Hij haalde de poot uit de kar en wilde hem nog een keer bekijken. Hij rolde hem uit de doek en groot was zijn verrassing toen hij de inhoud van de doek zag.....een mensenhand! Gisterenavond nog een poot, nu een hand, dat kon maar een ding betekenen. Dat vreselijke beest dat hen had aangevallen was een weerwolf! Dat was een ramp! Levensbedreigend voor iedereen in het dorp! Voor hij naar de veldwachter ging, moest hij eerst uitzoeken wie er in het dorp een hand miste. Dan zou hij weten wie de weerwolf was. Maar eerst ging hij zijn Marieke halen. Ze moest met hem meekomen. Hij kon haar toch niet achterlaten in dat eenzame hutje terwijl er zo'n groot gevaar loerde op de hei! Hij sprong op de kar en reed in volle vaart naar haar huisje.
Daar aangekomen zag hij haar al buiten staan. Hij stopte, sprong van zijn kar en zei: “Marieke, je moet met mij meekomen! Er loopt een weerwolf over de hei. Het beest waarmee we vannacht gevochten hebben was er een! De poot die ik van hem heb afgehakt was vanmorgen veranderd in een menselijke hand!” Maar tot zijn verbazing weigerde zijn Marieke met hem mee te gaan. Ze vertelde hem dat ze haar vader niet alleen kon laten want dat hij erg veel pijn had. Hij was gisteren gaan stropen en was daarbij met zijn hand in een van zijn eigen vallen terecht gekomen. Hij was 's morgens thuis gekomen met een hand minder. Sus werd wit schrik en staarde Marieke aan. En op dat ogenblik zag hij het. Ze wisten beiden wat haar verhaal betekende. En hij wist ook wat het betekende dat ze niet met hem meeging. De dochter van een heks, opgevoed door een weerwolf, wat kan daarvan komen?
Suske is op zijn kar gesprongen en weggereden en niemand heeft ooit nog iets van hem vernomen. Maar telkens als de volle maan aan de hemel staat en de mensen gehuil als van een wolf horen op de hei, denken ze nog aan Suske.
Opgelet! Niks uit dit verhaal -noch het hele verhaal, noch delen ervan- mogen gebruikt worden voor welk doeleinde dan ook of eender welke vorm van verspreiding zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur, zijnde De Elf en de Eik
Geen opmerkingen:
Een reactie posten